wc= туалет - wreedaard
- wie scheep is moet varen
- wie slaapt in de zaaitijd vindt geen maaitijd
- wie veel begeert, veel ontbeert
- wie waagt, die wint
- wie waren er nog meer op het feest?
- wie weet waarheen hij nog verzeilt
- wie wil rechten om een koe, doet er nog een tweede toe
- wie wind zaait zal storm oogsten
- wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht
- wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten - сам заварил кашу, сам и расхлебывай
- wie zwijgt, stemt toe
- wiebelen
- wiebelig
- wieden
- wieder
- wiedes
- wieg
- wiegelen
- wiegelied
- wiegen